support Casper
 
COMPETITIESTAND
      w g v p
1 WII 31 20 6 5 66
2 RJC 31 17 10 4 61
3 GRO 30 17 6 7 57
4 ADO 31 15 10 6 55
5 DOR 31 14 12 5 54
6 GRA 31 16 4 11 52
7 NAC 31 14 7 10 49
8 JAZ 31 13 7 11 46
9 EMM 30 12 6 12 42
10 CAM 31 12 6 13 42
11 VVV 31 11 9 11 42
12 HEL 31 11 8 12 41
13 MVV 31 11 7 13 40
14 EIN 31 8 14 9 38
15 JAJ 31 9 9 13 36
16 TOP 31 9 2 20 29
17 JPS 31 7 7 17 28
18 TEL 31 7 6 18 27
19 DBO 31 5 8 18 23
20 JUT 31 5 8 18 23
Prediction League
predictionleague
Bron van dit artikel
 ADOfans.nl

Datum plaatsing: 06-10-2008 20:15:00

Opmerkelijkheden uit het Rapport de Vries



Ok, ok, we hebben het rapport nog niet helemaal doorgespit, maar de belangrijkste zaken worden wel in de eerste 27 pagina benoemd. Een bloemlezing van wat ons betreft opmerkelijke bevindingen van het rapport van Dhr De Vries volgen hieronder....Mocht je een objectievere blik willen, download (en lees) dan het volledige verslag HIER

Over ADO

ADO moest met behulp van de financiële steun van SSO zelf aan de revitalisering werken.

Dat deed ADO op basis van een businessplan dat in 2003 werd opgesteld. Hoewel dit businessplan een groot aantal zaken beschrijft, bevat het naar het oordeel van de commissie veel algemeenheden. Het plan is daardoor te weinig uitgewerkt om richting te geven aan de verdere ontwikkeling van de club. Het besturen en managen van een betaald voetbalorganisatie is een specifieke professie – zeker wanneer men deze wil transformeren tot een club ‘in het linker rijtje’ die bovendien in een nieuw stadion gaat speelt. Vragen die in het businessplan niet beantwoord worden zijn bijvoorbeeld: hoe wordt omgegaan met incidentele (transfer)inkomsten? Mogen deze worden aangewend voor dekking van de exploitatie? Een andere belangrijke vraag is wat de toelaatbare omvang van de overhead van de club is? De belangrijkste vraag is misschien wel hoe het vertrouwen van de omgeving niet alleen wordt gewonnen, maar ook behouden?

 

Een club die tot de top wil gaan behoren en een groot publiek wil aanspreken, heeft leiderschap nodig dat richting geeft en vertrouwen en rust uitstraalt. Vertrouwen komt immers langzaam en gaat snel weg. Hieraan heeft het bij ADO ontbroken, waardoor het moeilijk was veel van de goede bedoelingen in het plan te verwezenlijken.

 

Zo is de omvang van de formatie van ADO erg groot (op een zeker moment zelfs 92 fte), zijn er snelle wisselingen in de top van de voetbalclub en zijn er zorgen binnen de RvC over de kwaliteit van de ADO organisatie. Vanaf begin 2006 wordt er in de RvC gesproken over de noodzaak om een onderzoek te laten doen naar de stand van de organisatie. Blijkbaar is in de jaren hieraan voorafgaand het beeld ontstaan dat de organisatie onvoldoende op orde was.

Dat onderzoek wordt overigens pas in 2007 uitgevoerd door één van de commissarissen zelf.


Over de Raad van Commissarissen

Aan het toezicht op de club kwam de RvC weinig toe, onder andere omdat zijn voorzitter zich, met steun van de burgemeester, zeer intensief met het beveiligingssysteem H3C heeft bemoeid. Het is, gezien de reputatie van ADO en delen van haar supporters, wel begrijpelijk dat de RvC en de gemeente veiligheid een belangrijk onderwerp vonden en hierin wilden investeren. Dat gebeurde uiteindelijk door te participeren in de ontwikkeling van een ambitieus nieuw

camerasysteem dat zowel de veiligheid als de gastvrijheid in het stadion moest bevorderen. Dit hield een grote ambitie en tevens een groot afbreukrisico in, ook al omdat de ontwikkeling ter hand werd genomen door een consortium van kleine en op dit gebied deels onervaren partijen. Het is nog steeds zeer de vraag of het systeem vermarkt zal kunnen worden, zoals de bedoeling was.

Het bevreemdt de commissie dat zowel de RvC, de gemeente als de provincie Zuid-Holland grote bedragen hebben gestoken in dit H3C-project dat behoorlijke risico’s met zich meebracht. Een RvC dient toezicht te houden en goed toezicht vergt een uitstekende informatiepositie maar ook de nodige afstand tot de dagelijkse gang van zaken.

 

Een dergelijke intensieve betrokkenheid bij een specifieke ontwikkeling is vanuit het perspectief van goede bestuurlijke verhoudingen binnen een organisatie ongewenst. Ondanks deze kritische kanttekening heeft de commissie veel bewondering voor de enorme inzet door de leden van de RvC

 

De bestuurlijke situatie waarin zij opereerden was diffuus: de verschillende rollen en verantwoordelijkheden van organen en personen binnen de besturen die met dit project gemoeid waren, waren niet altijd duidelijk. Dit werd nog versterkt doordat er personele unies bestonden tussen de RvC van ADO en SSO. Deze ‘dubbele petten’ waren uiteraard bedoeld om tot goede onderlinge afstemming te komen. In de praktijk maakten ook zij het moeilijk om elkaar kritisch op de respectieve verantwoordelijkheden aan te spreken. Dit is niet bevorderlijk voor de kwaliteit van het toezicht.

Beide omstandigheden hebben mede tot gevolg gehad dat de RvC van ADO onder druk van SSO pas in het najaar aftrad, alhoewel hij zelf al in mei daartoe had besloten. Dit betekende dat er op het moment dat de problemen zich steeds het moment dat de problemen zich steeds sterker manifesteerden, de facto een demissionaire Raad van Commissarissen was.

Vastgesteld moet worden dat ADO weliswaar een beroepsvoetbalorganisatie was, maar dat van professionele aansturing en toezicht te weinig sprake was.

Het is de commissie gebleken dat zowel door de RvC van ADO als door het bestuur van SSO werd onderkend dat de bestuurlijke structuur en verhoudingen revisie behoefden. Daaraan zou na de opening van het nieuwe stadion aandacht worden besteed. Beter was het geweest hier veel eerder orde op zaken te stellen.

 

Over De Gemeente

Met name aan de vooravond van de financiële problemen bij ADO in 2007, wordt ‘afstand tot ADO’ bijna een bezweringsformule wanneer er kritische vragen komen uit de gemeenteraad. Het college verwijst bij vragen over de situatie bij ADO consequent naar SSO. Deze afstandelijke houding blijkt bovendien ingebed in een breder gevoelen dat ‘er geen cent meer in ADO’ mag worden geïnvesteerd en dat ADO zichzelf maar moet redden. Van de aanvankelijke ambitie om betaald voetbal op topniveau met gemeentelijke steun mogelijk te blijven maken valt bij college en raad in 2007 weinig meer te bespeuren.

 

Belangrijker nog is dat de keuze voor ‘ADO op afstand’ geen recht doet aan de feitelijke afhankelijkheden tussen de gemeente en ADO. Een gemeente kan kiezen voor sturen op afstand, maar dat betekent nog steeds dat er gestuurd moet worden. De revitalisering van ADO was sine qua non voor het succes van het gehele beleidstraject. Mocht ADO in problemen komen, dan kon iedereen begrijpen dat de gemeente op enig moment weer in beeld zou komen, ongeacht de gekozen formele bestuurlijke structuur. Uitsluitend sturen op financiële informatie, die bovendien via SSO tot de gemeente komt, is onvoldoende om indicaties te krijgen van de interne problematiek.

 

Wat dit betreft ligt een vergelijking met andere belangrijke en andersoortige culturele activiteiten voor de hand. Het lijkt de commissie toch ondenkbaar, dat een gemeentebestuur dat per bezoeker waarschijnlijk meer geld in een orkest of een balletorganisatie investeert dan in een voetbalorganisatie, zich niet op de hoogte laat houden van de kwaliteit, die met haar bijdrage wordt gerealiseerd en vooral ook van de wijze waarop dat door de primair verantwoordelijke organisaties gebeurt.

 

Naar het oordeel van de commissie is door de gemeente een klassieke fout gemaakt door ‘bestuurlijk afstand houden’ gelijk te stellen aan het niet onderhouden van intensief onderling contact. Hierdoor ontnam de gemeente zich het zicht op de gang van zaken bij ADO waardoor zij in 2007 voor pijnlijke verrassingen kwam te staan. Bij het vastleggen van de samenwerkingsafspraken tussen gemeente en SSO is er in de ogen van de commissie onvoldoende aandacht besteed aan het borgen van de revitaliseringsdoelstelling. Alhoewel de uitvoering daarvan uiteraard de verantwoordelijkheid van ADO was, valt op dat noch de gemeente, noch SSO het toezicht hierop naar zich toe heeft getrokken. Zoveel aandacht als er was voor de bouw van het stadion, zo weinig werd er afgesproken over de taak- en verantwoordelijkheidsverdeling ten aanzien van de uitvoering en het toezicht op de revitalisering van de club.

 

 

De lokatiekeuze van het nieuwe stadion in het  Forepark

Op Sinterklaasavond 2001 rijdt de toenmalige directeur van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling (vanaf hier: DSO), de heer Jagersma, langs het Prins Clausplein. Zijn oog valt op een perceel aan de andere kant van de A12. Hij rijdt erheen, stapt uit, en telt in passen uit of het mogelijk zou zijn hier een stadion neer te zetten. Dat kan. Hij belt direct met de heer Van Dijk en vertelt hem dat een stadion er met een “schoenlepel” goed in zou passen. Reeds de volgende dag, op 6 december 2001, stelt de heer Jagersma tijdens een volgende interne bespreking voor om het langdurige ontwikkelingsproces van de GAVI-kavel te doorbreken en het stadion te bouwen en ontwikkelen aan de andere kant van de A12, preciezer: in het Noord-Oost kwadrant van het Prins Clausplein, het Forepark. Op 8 februari 2002 stuurt het college een voorstel naar de raad aangaande de locatie voor het nieuwe stadion.44 De essentie van het voorstel is om het Forepark te bestemmen voor de bouw van het nieuwe ADO-stadion.