Interim-trainer MOET wel meteen ingrijpen

door Lars Omloo

 

 

Met Dirk Heesen (ADO Den Haag), Joseph Oosting (Vitesse) en Jay Driessen (VVV) telt de eredivisie nu drie interim-trainers. Hoe kunnen zij in korte tijd voor een kentering zorgen?

 

 

Toen John Karelse het in april 2006 als interim-trainer voor het zeggen kreeg bij NAC, nam hij een drastisch besluit. Hij haalde de routiniers terug die door zijn ontslagen voorganger Cees Lok waren afgedankt. De club had Patrick Zwaanswijk, Sander van Gessel, Arne Slot en Davy Schollen in de degradatiestrijd hard nodig, vond Karelse. "Er was wrevel in de groep. Cees had een aantal ervaren en belangrijke spelers uit het team gegooid. Ik vond dat niet terecht en wilde die gasten er weer bij hebben."

 

De routiniers keerden terug in het elftal. En Karelse, die nota bene tíjdens de play-offs het stokje van Lok had overgenomen, handhaafde zich met NAC. Maar wacht even, Karelse was doorgeschoven als assistent van Lok. Hij was toch medeverantwoordelijk voor het afpoeieren van de routiniers? "Ja, maar ik heb ook toen intern altijd mijn mening gegeven. Inderdaad, als je alleen een meeloper bent geweest, dan is het gek als je ineens het beleid gaat veranderen. Dan ben je niet geloofwaardig."

 

 

Malaise

Bij Vitesse, VVV en ADO Den Haag zit sinds kort een interim-trainer op de bank. De rode draad: sportieve malaise. De tijdelijke man moet in korte tijd voor een kentering zorgen. Robert Maaskant was meermaals interim-coach in de eredivisie. Hij zegt: "Je moet wel meteen iets veranderen, anders hadden ze net zo goed de vorige trainer kunnen laten zitten. Bijvoorbeeld een andere speelwijze of een aantal andere spelers. Maar wees vooral duidelijk. Belangrijk is ook dat je realistisch bent."

 

Bij Go Ahead Eagles begon Maaskant in het voorjaar van 2017 aan een schier uitzichtloze klus. "Het was een kwestie van het geloof terugbrengen, de overtuiging uitstralen dat het nog kon. We waren al afgeschreven, maar gingen volle kracht vooruit en slaagden er nog bijna in om ons te handhaven."

 

 

Volgens Karelse moet een interimmer vooral goed aanvoelen wat er leeft in een groep. "Je moet niet de fout maken dat je denkt dat je het voetbal hebt uitgevonden", zegt de oud-keeper, die nu trainer is bij Achilles Veen. "Je moet erachter zien te komen waaróm de resultaten zo slecht zijn. Ik heb veel individuele gesprekken gevoerd en geprobeerd het plezier terug te brengen. Je moet ze zien te raken. En dat kán. Een nieuwe trainer, nieuwe oefenstof. Soms gaan ze dan ineens als de brandweer."

 

Hoewel een tijdelijke man niet veel tijd heeft, is het niet altijd verstandig om meteen rigoureus te werk te gaan, vindt Adri van Tiggelen. De oud-international was enkele keren tussenpaus bij Sparta. "Elke situatie is anders, maar ik zou zeggen: voordat je alles overhoop haalt, ga eerst om de tafel met je belangrijke spelers. Geef de ploeg die je voorganger achterlaat nog een kans, misschien gaan ze voor een andere trainer wél door het vuur."

 

 

Dat laatste is voor Van Tiggelen, tegenwoordig scout bij Sparta, cruciaal. "Als er rotte appels tussen zitten, moet je sowieso hard ingrijpen. Je stippelt een koers uit en wie niet mee wil, gaat maar lekker op het bankie zitten. Ik dacht altijd: áls we naar de kloten gaan, oké, maar dan wel op mijn manier."

 

 

De bekendste interimmer van deze eeuw is Leo Beenhakker, die in 2007 bij Feyenoord aantrad en de legendarische woorden sprak: 'Noem me maar Adje. Adje Interim.' Dik twaalf jaar later heeft 'Don Leo' geen behoefte om nog een keer terug te blikken. "Alles is al gezegd. Wat een interim-trainer moet doen? Tja, gewoon winnen."